Wassenaer.net


Otto Jacob Eifelanus van Wassenaer (1856–1939)
schilder: J. Linse (1875–1930)

Otto Jacob Eifelanus van Wassenaer 1856–1939

heer van de beide Catwijcken en het Sant zeeofficier
lid Provinciale Staten van Gelderland
lid van de Tweede Kamer
lid van de Eerste Kamer commandeur van het Duitse Huis

Jacob, zoals zijn roepnaam was, werd geboren op 26 december 1856, de verjaardag van zijn vaders broer Otto (1823–1887) in huize Noordereng, op het terrein van kasteel Hoekelum. Oom Otto werd zijn peetoom en later zijn steun en grote voorbeeld.

Voor Jacobs geboorte had zijn vader, Willem Frederik Hendrik (1820–1892), een kopermijn in de Eifel aangekocht en in zijn blijdschap daarover zijn zoon als laatste naam Eifelanus gegeven. De kopermijn bleek nooit te hebben bestaan. Een groot deel van zijn vermogen is hiermee verloren gegaan.

Willem van Wassenaer is een slechte financier geweest en werd door zijn ouders en broers niet meer vertrouwd. De kinderen moeten er onder geleden hebben.
Het mooie huis de Briellaard, waar Otto’s ouders waren gaan wonen toen Noordereng te klein was bevonden, moest uit geldgebrek worden verkocht.
De kinderen groeiden op in een veel kleiner huis in Wageningen.
Jacobs moeder leed aan een ernstige zenuwziekte die zich heeft geopenbaard na de geboorten van haar kinderen. Na de geboorte van de jongste zoon Ernst Willem (1863–1953) moest zij voor altijd worden opgenomen in een psychiatrische kliniek. Zij heeft nooit meer thuis gewoond. De kinderen konden haar een enkele keer bezoeken.

Oom Otto van Wassenaer, heer van de beide Catwijcken en het Sant, was een jongere broer van Jacobs vader. Hij was lid van de Tweede Kamer voor de Anti- Revolutionaire Partij en bekleedde functies aan het hof. Deze oom, die zelf nooit kinderen heeft gekregen, moet een inspiratiebron voor Jacob en zijn oudere broer Jan Derk (1851–1914) zijn geweest: beide broers volgden zijn voorbeeld en zochten later hun carrière in de christelijke politiek. Evenals Jan Derk werd Otto naar een kostschool gestuurd, Instituut Schreuders, in Noordwijk. Daarna ging hij, net als zijn oudere broer, naar het opleidingsinstituut van de Koninklijke Marine in Den Helder.

Jacob was toen zestien jaar oud. In 1878 werd hij, 22 jaar oud, beëdigd als marineofficier maar verliet de dienst 2 jaar later om in Leiden rechten te gaan studeren.
Op 24 juni 1886 promoveerde hij aan die universiteit op een proefschrift getiteld: ‘Het onderzoek van de geloofsbrieven der Staatsinstellingen’. Hij droeg het boek op ‘aan mijnen oom baron van Wassenaer van Catwijck’. Hij, de auteur, noemde zijn eigen titel niet, een oud mos in Leiden.
Een Leidse student doet dat niet.

Na zijn studie en promotie, hij was toen dertig jaar oud, vestigde Jacob zich in Den Haag als advocaat, werd diaken-advocaat van de Nederlands Hervormde kerk. Zijn ambitie was om in de Tweede Kamer te komen, natuurlijk, zoals zijn oom, voor de Anti-Revolutionaire Partij. Dat lukte hem in 1888. Maar vier jaar later, er werd toen nog volgens het zogenaamde districtenstelsel gestemd, kreeg een ander meer stemmen dan hij en moest hij de kamer verlaten.

Van mei 1898 tot juli 1909 was hij lid van de provinciale staten van Gelderland.
Pas in 1901 kon hij weer terugkomen in de Tweede Kamer, dit keer voor het district Katwijk. Hij bleef in de kamer tot mei 1914. Ondertussen was de Christelijk-Historische Partij opgericht, de hervormde poot van de meer gereformeerde Anti-Revolutionaire Partij. Jacob werd lid van deze partij, die vanaf 1908 Christelijk Historische Unie is gaan heten.
In die tweede periode werkte hij mee aan twee staatscommissies, een voor het zalmvraagstuk (1906–1917) en een voor de reorganisatie van de zeemacht in Nederlands-Indië (1906–1908).

Hij bleef ook vechten voor de financiële gelijkstelling van het protestants christelijk en rooms-katholiek onderwijs. Oom Otto en tante Jacqueline van Wassenaer hadden zelf in Voorburg en in Katwijk christelijke scholen opgericht en gefinancierd.
Dit onderwerp lag ook Jacob na aan het hart.

In 1887 stierf de geliefde peetoom Otto. Jacob erfde van hem een aanzienlijk kapitaal en de heerlijkheid van de beide Catwijcken en het Sant.
Met een deel van het geërfde geld kon Jacob een eigen huis kopen. Hij koos voor een nieuw gebouwd huis aan de rand van de stad, Koningskade 16, dicht bij de toenmalige Haagse dierentuin, dicht bij bomen en toen nog woeste gronden.
Hij was een gepassioneerd jager en hield vermoedelijk meer van de natuur dan van het leven in de echte stad.

Met het bezit van de heerlijkheden ging een nieuwe wereld voor hem open: een wereld gevuld met dominees en kerk- besturen, burgemeesters, wethouders, politie en notarissen, provinciale bestuurders en waterschappen, bestuurders van christe- lijke scholen, rooms-katholieke pastoren, pachters en hun familie, arbeiders op zijn land.
En dat terwijl de dorpen in die tijd slechts te paard of per rijtuig te bereiken waren. Het was een wereld die voor zijn zoon Frits nog heeft bestaan maar zich voor de volgende generaties geleidelijk gesloten heeft.
Daar waren de duinen waarvan hij nu grote stukken in eigendom had gekregen.

In het midden van de negentiende eeuw waren de bezitters van die gronden begonnen om het zand af te graven en de vruchtbare aarde daaronder in stukken uit te pachten en te laten bewerken.
Dat betekende wel dat de boerenbedrijven op de hoge gronden aan de rand van die afgravingen het grondwater naar beneden zagen lopen, zodat hun land, meestal weideland, begon te verdorren en waardeloos werd. Het gemeentebestuur vreesde zelfs op een goed moment dat heel Katwijk aan de Rijn zou verdrogen.
Jacob heeft dat afgraven, waarmee zijn oom indertijd begonnen was, voortgezet. Zo verdwenen langzaamaan de boerderijen op de hoge gronden in Katwijk. Jacob heeft de boeren daar wel ruim voor gecompenseerd. Het zand moest worden afgevoerd, het werd gebruikt voor nieuwe aanbouw in de steden en voor nieuwe wegen die overal in het land werden aangelegd.
Maar voor de grote karren die het zand moesten vervoeren waren bredere wegen nodig dan er lagen en moesten bruggen worden verbreed.

Jacob heeft menigmaal de gemeente, waarvan hij de toestemming nodig had om wegen en bruggen te verbreden, tegenover zich gevonden.
De gemeente wilde wel wat terug voor die toestemming, het liefst een stukje land tegen een niet al te hoge prijs om zelf weer meer wegen of tramsporen aan te kunnen leggen, bijvoorbeeld voor de nieuwe stoomtram uit Leiden. Het werk traineerde soms jarenlang en dan waren er de arbeiders die tegen de winter geen werk meer hadden en het gemeentebestuur smeekten om haast te maken met hun beslissingen, zodat ze konden beginnen met afgraven.
Dikke pakken correspondentie over deze zaken zijn in het gemeentearchief van de beide Katwijken te vinden.

En daar waren de protestantse kerken waar de vroegere heren veel mee van doen hadden gehad. Zij hadden zich kunnen bemoeien met het reilen en zeilen van die gemeenten. Maar na de Franse Revolutie was dat allemaal veel minder geworden.
In Katwijk aan Zee was Jacob nog ‘opperkerkmeester’. Hij had echter jarenlang nooit iets van die gemeente vernomen, was nooit op vergaderingen uitgenodigd, nooit om raad gevraagd.
In 1914 schreef hij een brief aan de kerkenraad dat het hem goed leek deze functie niet te continueren. De kerkenraad was het hier mee eens en zo werd na 453 jaar de bemoeienis van de heren van Catwijck met de protestantse kerk in Katwijk aan Zee afgesloten.

In de hervormde kerk in Katwijk aan de Rijn stond het prachtige grafmonument van Rombout Verhulst dat Jacobs verre voormoeder Maria van Reigersberg in 1654 voor haar gestorven echtgenoot had laten maken. Jacob verkocht dat voor een gulden aan het Rijk, dat er dan verder voor moest zorgen. De grafkelder die daaronder lag hield hij in eigen hand.
De christelijke school in Katwijk aan de Rijn was hem 6000 gulden schuldig. Deze schuld schold hij kwijt maar in ruil daarvoor nam de school het op zich de in de kerk aanwezige herenbanken met de Wassenaer Catwijck wapenschilden erop voor altijd schoon en netjes te houden.
Zo ging de bemoeienis met de kerken in Katwijk langzaam voorbij. Maar op de tweede kerstdag, de verjaardag van zijn peetoom en van hem zelf, woonde Jacob trouw de dienst in Katwijk aan de Rijn bij.

Twee jaar na de dood van zijn peetoom vond Jacob een bruid, Cornelie van Boetzelaer (1868–1916). Zij trouwden op 10 oktober 1889.
Zij kwam uit een groot gezin en Jacob kreeg er een nieuwe familie bij met gezellige gastvrije schoonouders, zwagers, schoon- zusters en hun gezinnen.
Anderhalf jaar later, in juli 1891, werd hun oudste zoon geboren die Otto werd genoemd, naar de geliefde peetoom, en niet naar Jacobs vader, die toen nog in leven was. Drie jaar later, in september 1894, volgde Godfried Hendrik Leonard genoemd naar de vader van Cornelie. Frits, zijn roepnaam, werd geboren in hun heerlijke buitenhuis in Hattem, Beek en Berg. Het gezin ging daar lange zomers heen en het huis was blijkbaar groot genoeg om er een geboorte in te kunnen laten plaatsvinden met alles wat daar bij komt kijken.
In de winter waren ze in Den Haag.

De traditie om op de tweede kerstdag naar de kerkdienst in Katwijk aan de Rijn te gaan bleef bestaan, een miserabele tocht in het schommelende koude rijtuig, met een maag nog gevuld met het kerstdiner van de vorige dag.
Toen werd in november 1899 aan Cornelie gevraagd of zij dame du palais van de jonge koningin Wilhelmina wilde worden. Jacob moedigde haar aan dat te doen en gaf haar een prachtig parelsnoer om op de grote hoffeesten te kunnen dragen.
En zo begon er voor beiden een nieuw leven. Jacob kreeg een werkende vrouw.

Cornelie heeft een dagboek bijgehouden over haar werk aan het hof. Soms werd het laat, en soms moest ze opeens invallen voor iemand die ziek was geworden. En altijd beschreef ze hoe Jacob thuis op haar wachtte, en opbleef om haar verhalen te horen. Hoe heerlijk het was om thuis te komen bij haar lieve man en de jongens. Jacob en Cornelie werden ook wel eens samen uitgenodigd voor diners op het paleis. Als het een echte officiële gelegenheid was trok Jacob zijn prachtige galapak van het Duitse Huis, waar hij lid van was, aan. En de koninginnen willen daar dan alles over weten.

Op 20 juli 1908 verloren ze hun oudste zoon Otto. Hij verdronk samen met zijn neefje Jacob van Heemstra (1892–1908) in het Apeldoorns kanaal. De jongens waren daar gaan zeilen en hun boot sloeg in de bocht om, er stond een te harde wind.
Het was een bijna niet te verdragen verdriet. Hun geloof in God hebben de ouders nooit verloren. Dat Frits juist toen voor zijn gezondheid in Zwitserland was en dus leefde (anders was hij zeker meegegaan), daarin hebben ze de hand van God gezien. Maar Cornelie werd ziek, aan een gebroken hart, zoals haar zoon Frits het later uitlegde. Jacob leed aan hevige maagpijnen. Ze reisden samen veel, naar Zwitserland of naar Italië, in de hoop dat de andere lucht hun goed zou doen.

Jacob werd op 16 juni 1914 lid van de Eerste Kamer voor Gelderland.

Een nieuwe slag trof hen door de zelfmoord van zijn oudste broer Jan Derk (1851–1914). En toen brak de Eerste Wereldoorlog uit. Frits moest zijn dienstplicht vervullen, die hele oorlog door. Het laatste jaar kreeg hij studieverlof.
Cornelie werd zieker en zieker en stierf in juli 1916.
De jaren gingen verder.

Het werk in de kamer en in Katwijk ging door en op de tweede kerstdag ging Jacob nog altijd trouw naar de kerkdienst in Katwijk aan de Rijn. Later in de in 1910 aangekochte auto bestuurd door de trouwe Jan Poot, die in eerdere jaren zijn koetsier was geweest.Frits trouwde in 1919 met Sylvia van Lennep. Er werden kleindochters geboren, en dat gezin vertrok naar Parijs en naar Cambridge in Engeland. Zij kwamen weer terug in Den Haag voor hun nieuwe werk:
de Oxfordgroep in Nederland brengen. Af en toe bezocht Jacob ook hun samenkomsten.

En toen werd er een nieuwe Otto geboren op 2 december 1930. Jacob liep te fluiten door Den Haag. En dat had niemand die ietwat stijve oudere man nog ooit horen doen.
Hij moet diep gelukkig zijn geweest.
Twee jaar later kwam er nog een kleinzoon bij, Jan Willem Frederik.

Jacob werd een geliefde grootvader voor de jongens. Bijna elke dag bezocht hij hun gezin voor de thee.
In 1932 hield zijn werk bij de Eerste Kamer op en bij zijn afscheid werd hij benoemd tot ridder in de Nederlandse Leeuw. Een paar jaar later werd hij commandeur van het Duitse Huis.
Hij was de laatste telg van de familie Van Wassenaer die lid van het Duitse Huis is kunnen worden. Cornelie van Boetzelaer had één adellijke grootouder te weinig en tot op de dag van vandaag heeft geen schoondochter er nog een adellijk kwartier bij kunnen leveren.

De crisisjaren waren aangebroken en Jacob schold zijn pachters in Katwijk voor twee jaar de pacht kwijt. Dat hebben zij nooit vergeten en het later in de hongerwinter dubbel en dwars teruggegeven aan zijn zoon.

Jacob stierf op 6 november 1939 en werd bijgezet in het familiegraf bij de kerk in Katwijk aan de Rijn.

Introductie

Introductie

Op deze site wordt een beeld gegeven van 800 jaar familiegeschiedenis van één van de oudste adellijke geslachten, de Van Wassenaers. »lees meer

Op 3 november 2000 was het 800 jaar geleden dat voor het eerst een Van Wassenaer in schriftelijk gedocumenteerde vorm verscheen. Dat feit vormde de aanleiding voor een aantal evenementen dat in 2000 en 2001 gezamenlijk het Van Wassenaer-project uitmaakte. Deze evenementen werden georganiseerd door een samenwerkingsverband waarvan de Familiestichting van Wassenaer, de Stichting Duivenvoorde, de Stichting Twickel, de Stichting Hollandse Historische Reeks, de Stichting Internationale van Wassenaer Concours en het Nationaal Archief deel uitmaken. Een team van eminente historici heeft daarnaast een schitterend geïllustreerd boek geschreven. In het Haags Historisch Museum en op Duivenvoorde en Twickel zijn bijzondere rondleidingen georganiseerd. Het Van Wassenaerconcours stond eveneens in het teken van dit jubileum en ook het Nationaal Archief rondde in 2002 een bijzonder archiefproject af.
Op deze nieuwe website treft u nadere informatie aan over de familiegeschiedenis in het algemeen, de familieleden, de projecten, boeken, tentoonstellingen en evenementen.

Index
Nieuwe website

Nieuwe website

Welkom op de nieuwe site van de Familie van Wassenaer. De eerste versie van deze site hebben we gelanceerd in het jaar 2000, bij het 800-jarig bestaan van de familie. »lees meer

We hadden veel te vertellen, bijvoorbeeld over de tentoonstellingen in het Haags Historisch Museum en in de oude familiekastelen Duivenvoorde en Twickel, het in de Hollands Historische Reeks uitgegeven boek 'Heren van Stand' en over diverse archiefinventarisaties. Nu, twintig jaar verder, vonden we het tijd om de site op te frissen en aan te passen aan de context en de webtechniek van deze tijd. De site verwijst naar aspecten van onze familiegeschiedenis, kunstobjecten en naar de diverse stichtingen en instellingen waaraan wij direct of indirect zijn geliëerd, en geeft informatie over andere publicaties en tentoonstellingen als dat actueel is.
Mocht je naar aanleiding daarvan verdere informatie willen ontvangen, dan kun je die aanvragen op info@wassenaer.net.

Wij zijn Robert Koumans van NAIT Media Ventures heel dankbaar voor de productie van de nieuwe site. En Stichting Jacoba van Wassenaer Fonds voor de financiering van deze update.

Wij wensen je veel plezier toe bij je rondgang over onze site. Als je wilt kun je feedback achterlaten door hier te klikken.

Arent van Wassenaer
Voorzitter bestuur Familiestichting van Wassenaer

Nieuws

Nieuws

Klik hier voor de laatste nieuwsberichten van / over de familie.

Nieuws

Nieuws

Klik hier voor de laatste nieuwsberichten van / over de familie.

Boeken

Boeken

Er zijn meerdere boeken gepubliceerd over de familie van Wassenaer.
Klik hier voor de lijst.

Activiteiten