Jacqueline Cornelie van Balveren 1792–1858
vrouwe van Weurt en Hoekelum
Jacqueline werd op 7 augustus 1792 te Nijmegen geboren.
Haar vader, Gerrit Willem van Balveren, heer van Weurt en Hoekelum, was eerder getrouwd geweest met Caroline Albertine van Bylandt. De vier eerste kinderen uit dat huwelijk waren jong gestorven en bij de geboorte van het vijfde kind stierf ook hun moeder.
Een jaar na haar dood hertrouwde hij met Wilhelmina van Löben-Sels, zelf weduwe van Mr. Johan Brantsen, die burgemeester van Nijmegen was geweest. Het eerste kind uit dat huwelijk stierf. Daarna kwam Jacqueline.
De twee broers die na haar werden geboren stierven jong, in 1813 en in 1817. Jacqueline groeide op in een familie waar men met rouw en afscheid bekend was. Toen zij dertien jaar was werd ze geroepen bij het sterfbed van een vriendinnetje. Later maakte ze een prachtig verslag van de gesprekken die ze toen met een zekere Arnoldine Alexandra heeft gehad, over lijden en sterven, over angst voor de dood en goddelijke vergeving. Daaruit blijkt een diep religieus besef en een groot geloof.
In diezelfde tijd stierf ook haar vader.
Op 19 mei 1819, zij was toen 27 jaar, trouwde ze met de twee jaar jongere Otto van Wassenaer. Een keiharde werker, dappere krijgsheld van Waterloo, een man met nieuwe ideeën over landinrichting en bestuur. Een familieman.
Begin juni 1819 vertrok het bruidspaar op huwelijksreis. Met de koets ging het vanuit Nijmegen naar Heidelberg langs de Rijn en via België weer terug naar Nijmegen.
De moeder van Jacqueline en een oom gingen ook mee. Was dat omdat Jacqueline zich niet altijd goed voelde en haar moeder graag bij zich wilde hebben, of omdat het gelukkige bruidspaar haar moeder graag een groot plezier wilde doen?
Otto schreef een prachtig verslag van de tocht, dat bestemd was voor zijn moeder en ongetrouwde zusters. Zo konden die ook meeleven met het geluk van het bruidspaar en hun grote avontuur.
In zeven jaar kregen Otto en Jacqueline vijf kinderen, die allen in Nijmegen werden geboren.
Vanaf 1820 ging het gezin, in ieder geval in de zomers, op Hoekelum wonen, een kasteel bij Barneveld, eigendom van Jacqueline. Een huis ‘in the back of beyond’ omringd door onontgonnen gronden. Otto wil daar een boerenbedrijf starten en een bos aanplanten. In die tijd was het huis niet makkelijk bereikbaar. De zandpaden er naar toe en eromheen waren, zeker met slecht weer, moeilijk begaanbaar.
In juli 1829 stierf Jacquelines moeder en in september daarop werd zij ernstig ziek.
Jacqueline schreef nu en dan een gelovig verslag over die ziekte en haar worsteling daarmee.
december 1829:
‘en zoude ik mij dan nog voor angstvallige gedagten laten weg slepen, ik voel al het onbetamelijke daarvan, en daar ik dikwijls in mijn eenzaamheid betreur de lieve gezellige kring in de gezondheid van vroegere dagen alsmede het geluk dat ik jaren lang heb mogen genieten van den openbaren Godsdienst bij te woonen en dit laatste niet genoeg tot mijn eigen welzijn en verheerlijking van God te nutte gemaakt, zoo is het mij zeeker nuttig om mij meer werk zaam met mijne eeuwige belangen te maken dat mijn gezondheid mij van meer weereldsche verstrooingen afhoud; o zoo ik mijne bekeering en heiligmaking nader kwam wat zoude ik dan die tijd van teegenspoed zegenen die mij nader bragt bij dien verlosser daar alleen de zaligheid bij is te vinden.....’
‘hoedanige dan ook onze omstandigheden zijn mogen welke verliezen wij te betreuren hebben en van welken aard de bekommeringen zijn die ons drukken: in stilheid en vertrouwen zij onze sterkte, en onze ziele hoop op het heil des Heeren...’
februari 1830:
‘wat laat zich een mensch tog schielijk wegvoeren door hoop en wederom even schielik terneder slaan dit ondervind ik. De mogelijk heid dat het veranderen van lucht mijn geheele herstel zoude bewerken, liet mij, ik beken het de zwarigheden overstappen maar zoodra verneemt men dat het twijfelachtig is of die kwaal wel te genezen is of alle schoone verwagtingen verdwijnen weer als sneeuw voor de zon...’
juli 1830:
‘Het tijdstip is dan nu haast gekoomen dat ik de opoffering moet doen van mijne dierbare kinderen voor eenige weeken te verlaten om te zien of de baden van Wiesbaden een geheel herstel in mijne gezond heid kan maken. Met Gods hulp is alles mogelijk en ik beschouw het uit dat oogpunt als pligt voor mijn zelve mijn lieve man en kinderen om niets dienaangaande onbeproeft te laten. Doch om mij zelve te leiden, moet ik mij twee dingen wel voorstellen vooreerst mij niet te laten ontmoe digen, zoo er zig weeder opnieuw eenige verheffing van mijne kwaal doet gevoelen, en ten anderen in geval die kuur bij mij in de gevolgen niet genoegzaam helpe mij dan tot geene zwaarmoedige gedachten moge brengen die zoowel nadelig voor ziel als lichaam zijn. Ik zoude mij dan ook zoo geheel ondankbaar jegens God gedragen dien mij zo onbegrijpelijk bijgestaan heeft en mij zoo veel meer gezondheid deezen zomer heeft doen genieten als ik er vooruitzigt van had...’ 1)
Zij moet zich heel dikwijls heel ziek en heel zwak hebben gevoeld en het is waarschijnlijk nooit goed gekomen met haar gezondheid. En daarom zal het zijn dat zij er op het grote portret zo somber uitziet.
Haar vertrouwen in God verliet haar nooit en ontroert de lezer die hier bijna tweehonderd jaar later kennis van neemt.
Zij schreef bijvoorbeeld in december 1829 wanneer zij een huisonderwijzer hebben gevonden:
‘Met welke groote weldaden ben ik niet dagelijks beladen, mijn grootste zorg is dat ik daar niet genoeg dank baar voor ben. Wij zijn naar onze wensch geslaagd een opvoeder bij onze lieve kinderen te hebben die zoo God zijn poging wil zeegenen ons alle hoop geeft dat hij hun hart en verstand zal vormen tot hun geluk voor dit en het toekoomend leven.....’
Acht jaren later, in 1838, ging de derde zoon Otto naar een kostschool in Vianen. Het was de beroemde kostschool van de heer Stuart. Hij werd daar opgeleid voor het toelatingsexamen van de Koninklijke Militaire Academie te Breda.
Vader Otto, de broers en vooral de oudste broer Willem schreven vele brieven die bewaard zijn gebleven. In die brieven spraken ze over ‘de lieve mama’ en zeiden er soms bij dat ‘zij wel is’..
Van Jacqueline zelf zijn er twee brieven aan haar zoon Otto gevonden, de ene een dankbrief voor zijn verjaarswensen voor haar 46ste verjaardag, augustus 1838.
Zij schreef:
‘Hoe aangenaam het mij was gisteren een zoo lieve brief van U te krijgen behoef ik u wel niet te zeggen. Gij vergeet niet U moeders verjaardag. O lieve jongen gij weet niet welk een gelukkig gevoel het voor een ouder is als men op zulke gelegenheden ziet dat men kinderen heeft die prijs stellen op die daagen die zeker voor ieder kind van zooveel belangstelling is..ik bedank u dan wel voor de welmenende wenschen die gij voor mijn geluk maakt, zoo God mij nog in het leven spaart kan mij niets gelukkiger maken dan het goede gedrag van mijne kinderen en dat zal mijn lieve Otje zeker wel naar trachten....gisteren heb ik een recht gelukkige dag gehad...’
Ze vertelde dan verder over haar verjaardag.
‘Hoe de vlag uithing boven het raam toen ze op de ontbijtkamer kwam, hoe er vreugdeschoten hadden weer klonken, hoe zij een mooie zalmstaart present had gekregen (er zwommen toen nog zalmen in de Rijn). Dat het weer zo slecht was dat ze binnen hadden moeten blijven en ’s avonds muziek hadden gemaakt ‘zoo gij wilt weeten waar dat wij zitten verbeeldt u ons dan maar zingende op den zaal alwaar ik de piano heb laten zetten, de grootste gedeelte van de avond...’
Vader Otto schreef vele lange brieven aan zijn zoon en dikwijls vertelde hij over Jacqueline bijvoorbeeld.
In een brief van 7 september 1838:
‘de lieve mama is vrij wel, zij zond u gisteren een mandje met zuren franco en een briefje maar ot dat zijn vijgen zure en nog niet geheel rijp....’
en op 17 november 1838:
‘Mama is tans te Nijmegen gelogeerd dat zal Wal (jongste broer Walraven) u wel geschreven hebben, wij wachten haar eerst woensdag terug ik kan uw zeggen dat ik daar al wederom hard naar verlang ofschoon Willem en Wal mij aangenaam gezelschap houden en den gehelen dag in mijn kamer zitten te werken zoo is het tog maar zo half als de lieve mama ontbreekt...’
Soms gaf Jacqueline ook wel eens boodschappen door via de brieven die Willem aan zijn broer schreef, bijvoorbeeld toen Otto met Pasen niet kon thuiskomen mocht hij van haar een paasbrood kopen, maar er vooral niet te veel voor betalen.
Otto haalde het examen in Breda en toen gingen de ouders met hem, Willem en Walraven op een grote reis, die drie maanden zou duren, langs de Rijn naar Zwitserland en over de Simplon naar Italië.
Ze zagen alles wat er maar te zien viel, genoten van de prachtige vergezichten in de bergen, de kunstschatten en het lekkere eten en drinken. Willem maakte het verslag. Jacqueline deed aan bijna alles mee en er was geen sprake van pijnen of ziekten.
Weer een jaar later, in 1840, zat de vierde broer Arent op dezelfde kostschool als Otto daarvoor. Hij werd daar ernstig ziek en de bezorgde ouders gingen er heen. Otto schreef het verslag over de zieke. Hij waakte in de nacht zodat Jacqueline kon slapen. Overdag zat zij bij Arent.
Zij had katoen, breikatoen, linnen, twee stukjes lint en een boekje papier bij zich. Zij was er blijkbaar ook zo eentje van ‘nooit lege handen’ hebben.
Ondertussen dachten ze in Hoekelum dat Arent bijna dood was. Bij de papieren over zijn ziekte zat nog een brief van een zekere J. Des Tombe:
‘....laat uw goede vrouw zich niet al te zeer aftobben, zij kan er niet tegen en is te zwak om zulke schokken door te staan, menageer u beiden en bedenk dat gij nog vier kinderen hebt die uwe zorgen nodig hebben...’
Het leven ging door.
Willem trouwde in 1848 met Justine van Rechteren en trok tijdelijk met haar op Hoekelum in. Later bouwden de ouders een huis op het terrein voor hen, Noordereng genaamd.
In de familie ontstonden ernstige zorgen over dit echtpaar.
Willem was een slechte financier, maakte grote schulden en Justine bleek een psychiatrische patiënt.
In 1857 schreef Jacqueline een testament waarbij zij haar zoons Karel en Otto opdroeg ervoor te zorgen dat Willem niet aan het kapitaal kon komen dat zij aan zijn kinderen wilde nalaten.
Op 23 december 1857 schreef zij nog een allerliefste brief aan haar zoon Willem bij de geboorte van zijn dochtertje Justine, die een dag na haar grootmoeder zou sterven.
Het verhaal over Jacquelines leven eindigt met die brief:
23 december 1857
‘Mijn beste Willem,
Van harte wensch ik u geluk met de bevalling van onze lieve Justine. God geve dat het verder voorspoedig methaar zal gaan, zorgt toch vooral dat zij zich met niets bemoeid dat haar hoofd zoude kunnen nadelig wezen kan ik van hulp wezen van u Elisetje (2 jaar oud) en Jakopje (1 jaar oud) met hunne meid te herbergen van harte zal ik dat doen zegt aan de lieve kraamvrouw veel hartigs van mij en dat ik haar van harte geluk wensch met haar derde dochter was ik wel dan kwam ik haar na de derde dag eens zien maar sedert vandaag acht dagen ben ik gekluistert door eene catherale ongesteldheid aan huis en mag niet verder komen als slaapkamer en salon, de goede vader schijnt zijn eigen te vergeeten om mij te verzorgen, des morgens bezorgt hij mij mijn kopje thé en boterham is dan opgewekt en vrolijk de onderdrukking koomt vooral na de middag wederom als hij zich met een of ander werk vermoeid heeft: Nu verlang ik onuitsprekelijk eenige berigten vandaag te ontvangen dus sluit ik deze niet voor dat wij tijding hebben.
De diefstallen en inbrekingen hier op de Velperweg hebben geen einde bij de jonge v.d. Feltz hebben zij getracht zondagnacht in te breken doch zijn gelukkig gestoord maar bij de heer Westerholt hebben zij brutaale inbraak gedaan en veel weggenomen alle menschen ......daar zijn overal stille krachten aangesteld.
Daar het thans over een ure is en nog geen tijding van de lieve kraam vrouw heb, zoo hoop ik maar dat dit niets kwaads voorspelt dus wil ik mijne brief niet langer achterhouden
en in dien van Wal sluiten. Adieu mijn beste Willem Gods beste zegen rustte op u en dat hij u in allen deelen wijsheid leren dat is de oprechte wensch van u lievende moeder...’
Drie weken na het schrijven van deze brief stierf Jacqueline op 11 januari 1858.
NOOT
1 Alle citaten uit stukken en brievenn bezit van de schrijfster
Op deze site wordt een beeld gegeven van 800 jaar familiegeschiedenis van één van de oudste adellijke geslachten, de Van Wassenaers. »lees meer
Op deze site wordt een beeld gegeven van 800 jaar familiegeschiedenis van één van de oudste adellijke geslachten, de Van Wassenaers. »lees meer
Op 3 november 2000 was het 800 jaar geleden dat voor het eerst een Van Wassenaer in schriftelijk gedocumenteerde vorm verscheen. Dat feit vormde de aanleiding voor een aantal evenementen dat in 2000 en 2001 gezamenlijk het Van Wassenaer-project uitmaakte. Deze evenementen werden georganiseerd door een samenwerkingsverband waarvan de Familiestichting van Wassenaer, de Stichting Duivenvoorde, de Stichting Twickel, de Stichting Hollandse Historische Reeks, de Stichting Internationale van Wassenaer Concours en het Nationaal Archief deel uitmaken. Een team van eminente historici heeft daarnaast een schitterend geïllustreerd boek geschreven. In het Haags Historisch Museum en op Duivenvoorde en Twickel zijn bijzondere rondleidingen georganiseerd. Het Van Wassenaerconcours stond eveneens in het teken van dit jubileum en ook het Nationaal Archief rondde in 2002 een bijzonder archiefproject af.
Op deze nieuwe website treft u nadere informatie aan over de familiegeschiedenis in het algemeen, de familieleden, de projecten, boeken, tentoonstellingen en evenementen.
> Familiehistorie
> Familieleden
> Activiteiten
> Boeken
> Tentoonstellingen
> Fotoarchief (password)
> Familiehistorie
> Familieleden
> Activiteiten
> Boeken
> Tentoonstellingen
> Fotoarchief (password)
Welkom op de nieuwe site van de Familie van Wassenaer. De eerste versie van deze site hebben we gelanceerd in het jaar 2000, bij het 800-jarig bestaan van de familie. »lees meer
We hadden veel te vertellen, bijvoorbeeld over de tentoonstellingen in het Haags Historisch Museum en in de oude familiekastelen Duivenvoorde en Twickel, het in de Hollands Historische Reeks uitgegeven boek 'Heren van Stand' en over diverse archiefinventarisaties. Nu, twintig jaar verder, vonden we het tijd om de site op te frissen en aan te passen aan de context en de webtechniek van deze tijd. De site verwijst naar aspecten van onze familiegeschiedenis, kunstobjecten en naar de diverse stichtingen en instellingen waaraan wij direct of indirect zijn geliëerd, en geeft informatie over andere publicaties en tentoonstellingen als dat actueel is.
Mocht je naar aanleiding daarvan verdere informatie willen ontvangen, dan kun je die aanvragen op info@wassenaer.net.
Wij zijn Robert Koumans van NAIT Media Ventures heel dankbaar voor de productie van de nieuwe site. En Stichting Jacoba van Wassenaer Fonds voor de financiering van deze update.
Wij wensen je veel plezier toe bij je rondgang over onze site. Als je wilt kun je feedback achterlaten door hier te klikken.
Arent van Wassenaer
Voorzitter bestuur Familiestichting van Wassenaer